Sfeerbeelden

Interview met de schrijver

De vormende jaren, zo wordt de pubertijd wel eens genoemd. Vertel er eens over, hoe liepen die vormende jaren bij jou?

LL: Ik kreeg toen van mijn tante de voorraad "Fifteens" sigaretten. Engelse sigaretten in blik verpakt per 50 stuks. Mijn overleden oom (longkanker) had een enorme voorraad aangelegd ten tijde van de Cubacrisis in 1962, kennelijk in de overtuiging dat er een oorlog aankwam. Enfin, twintig jaar later waren ze nog best te roken, hoewel het papier bijna verpulverd was en de tabak droog. Als ik geen geld had voor sigaretten, was dat mijn ijzeren voorraad. Overdag rookte ik op school, buiten, want binnen was het verboden. We hadden een groepje rokers, en als je je best deed, kon je er in de korte pauze van vijftien minuten twee roken. Ik zat dan wel een beetje stoned in de klas, wat een heerlijk gevoel was, alleen dat zweten in het gezicht was vervelend.

's Avonds las ik graag op mijn kamer. Daar stond een oude Chesterfield waarin ik het uren volhield. De asbak werd dan vol gerookt. Ik zette de balkondeuren van mijn kamer open om te verluchten. Waar we woonden op de Veluwe, was er altijd die boslucht. In de tuin stonden naaldbomen, een beuk en een berk. Die berk was heel oud. Er was eens iemand die ons huis vanaf de straat stond te bekijken. Bleek dat hij daar in zijn jeugd had gewoond; hij was in het dorp voor een congres. Het huis herkende hij niet meer, dat was inderdaad door de vorige eigenaar ingrijpend verbouwd. Maar die berk herkende hij nog van vroeger.

Op feestjes had ik meestal twee pakjes sigaretten mee. Bier, tabak, luide muziek – een geweldige combinatie om geestelijk lekker weg te drijven. Ik was niet in staat om op een normale manier met de aanwezige meisjes te praten. Ik had dat graag willen doen, maar wist niet hoe het aan te pakken. Met een glas bier en een sigaret in de hand vond ik mezelf verder wel cool. Ik hield van die Engelse merken: Dunhill met die rode verpakking, Benson & Hedges met de sierlijke letters, en ook Players, die ook JPS maakte en beroemd werd door de sponsoring van de zwarte Lotus F1-auto met gouden letters. Bond rookte Players in Thunderball en vertelde Domino een mooi verhaal over de zeeman op de verpakking. Silk Cut had een paars-witte verpakking, prachtig vormgegeven maar niet lekker. De top was Sobranie, die drie keer zo duur was als een standaard sigaret en alleen verkrijgbaar bij de tabakswinkel. Een Engelse sigaret met verwijzingen naar de tsaar van Rusland, met de dubbelkoppige adelaar: zwarte sigaretten met een gouden filter. Dit was de max. Ik probeerde daar uiteraard indruk mee te maken, wat soms wel maar meestal niet lukte.

Zouden mensen blijven roken vanwege hun oude herinneringen aan het roken? Als een soort reminiscentie of nostalgie. Open vraag. Later ben ik Camel Filter gaan roken. In de linker poot van de kameel was Manneken Pis te zien. Uiteindelijk ben ik overgestapt naar Barclays, nu Kent. Heerlijk sigaretje. Op het laatst rookte ik wel te veel en ben gestopt op mijn veertigste. Of ik ooit weer ga roken? Misschien als ik het leven moe ben, als troost en herinnering aan mijn jeugd vol tabak.

Met mijn vader maakte ik soms een tochtje in zijn auto. Hij had de gewoonte om 's avonds nog een rondje te rijden. Ik denk dat hij de drukte van ons gezin (zes kinderen in tien jaar) ontvluchtte. We reden dan door lommerrijke buurten in Oosterbeek en Renkum. Daar hoorde ik voor het eerst Popmusic van M., een nieuwe sound in de popmuziek. Sporten deed ik niet meer. Hockeyen vond ik saai, tennissen kon ik niet en voetballen vond ik leuk, maar de voetbalclub niet. Die was ook aan de andere kant van het dorp. Ik had weinig zin om erheen te fietsen en was toen wel lui, met als gevolg dat ik weinig kwam trainen en dus op zaterdag op de bank zat. Mocht dan invallen als linksachter in de tweede helft, maar alleen als we voorstonden. Nee, dat had ik ook wel gezien na twee jaar.

Overigens bleef ik wel op de hockey- en tennisfeestjes komen. Daar waren immers de mooie meisjes. Maar die hadden natuurlijk meer oog en aandacht voor de sportieve jongens die in de A1- of B1-elftallen zaten. De mooiste meisjes speelden nooit op het hoogste niveau. Mijn theorie was dat de minder mooie en lelijke meisjes hun aandachtgebrek compenseerden door fanatiek te gaan sporten en zo hun frustratie te kanaliseren. Of hier een grond van waarheid in zit, weet ik niet, maar uiteindelijk is het wel een prettige methode om met frustraties om te gaan.

Drummen deed ik wel graag. Via school leerde ik jongens kennen die ook een instrument bespeelden; we zijn toen een band begonnen en hebben zelfs een paar keer opgetreden. Oefenen deden we altijd bij mij thuis, in mijn kamer, waar de versterkers en de Fender Rhodes stonden – geweldige klank. Ik werd toen gevraagd om het voorprogramma te doen voor de schoolopera. Het optreden was in het plaatselijke theater, waar ook artiesten optraden. Het was een heftig moment, die volle zaal. Ik begon met een mars op de snare, terwijl het drumstel om mij heen werd opgebouwd. Daarna ging ik over op een bossa nova. We waren met drie drummers en speelden synchroon tot we de bossa nova sloten. Om beurten mochten we soleren. Ja, achteraf was dat wel een mooie choreografie.

Toen ik zo in de spotlights had gestaan, kwamen er ineens meisjes op me af. Mooie tijden, met examenfeestjes vol bier en feesten tot het ochtendgloren. Ik had toen een vriend, en met hem zat ik vaak samen om te praten over muziek en geld. Dat hadden we niet, dus zochten we manieren om dat te verdienen met onderneminkjes. Via mijn zus kwamen we op het idee om uittreksels van het economieboek te verkopen. Dat deden we bij inschrijving en maakten gebruik van het feit dat kopiëren toen nog 25 cent kostte in onze woonplaats, maar in Amsterdam slechts 6 cent. We namen bestellingen op en vroegen vijftig procent vooruitbetaling. We zaten al in de winst toen we terugkeerden naar huis. Onze eerste onderneming waarin we leuke winst maakten.

Onze eerste onderneming waar we geld mee verdienden vond plaats op een zaterdag. Ik was nog even bij hem thuis voordat ik zelf weer naar huis ging. De telefoon ging; het was mijn zus aan de lijn, die inmiddels getrouwd was en in het westen woonde. Ze zei: "Je moet naar huis komen; er is iets ergs gebeurd."

Thuis aangekomen hoorde ik het bericht: vaders (zoals we hem altijd noemden) was de avond daarvoor overleden. Hij was met mijn moeder in Zeeland, op een congres. Na het avondeten wilde hij nog iets zeggen, stond op, en zakte toen in elkaar. Op mijn 18e maakte ik zo mijn eerste grote verlies mee. Nu besef ik dat dit een keerpunt in mijn leven was.

Ik denk dat het leven om keerpunten draait. Vanuit de symboliek van een kruispunt zeggen mensen vaak dat ze op een kruispunt in hun leven staan. Zelf geloof ik niet in kruispunten. Ik heb niets met dat lineaire beeld en assenstelsels – die vereenvoudigde grafische weergave, die links begint en rechtsboven eindigt. Een grove simplificatie. We worden vaak opgevoed met zulke eenvoudige modellen, alsof we ons leven moeten voorstellen als iets dat in één richting groeit.

Ik geloof er sterk in dat de tijd en ruimte waarin we leven circulair zijn, zoals de planeet waarop wij leven en de zon die ons bestaan mogelijk maakt. Alles draait; wij draaien ook mee. Dit draaien wordt zowel mogelijk gemaakt als tegengehouden door de zwaartekracht. Zelfs op het allerkleinste niveau van de atoomkern is er sprake van bolvorming en draaiing, hoewel dit meer een kwestie is van elektromagnetische krachten. Dit is een van de interessantste fenomenen die ik heb leren kennen: alles dat rechtop staat, valt uiteindelijk neer.

En hoe verging het je in je studententijd:

LL Die bracht ik grotendeels in Rotterdam door. Eerst studeerde ik, daarna ging ik samenwonen met mijn vriendin, en uiteindelijk verhuisden we. Dat liep echter op niets uit, en ik keerde terug naar Rotterdam. Ik begon met economie te studeren. Op de middelbare school was ik goed in economie en bedrijfswetenschappen (zoals boekhouden en kostprijsberekeningen) en vond het ook leuk, maar mijn eerste jaar in Rotterdam ging niet goed. Ik was toegetreden tot het corps, en ik studeerde nauwelijks. Begon pas drie weken voor de examens. Het enige vak dat ik haalde was boekhouden, dankzij een vrijstelling.

Ik zie mezelf nog zitten in het kantoor van mijn vader. dat was nog zoals hij daar had gewerkt Het was een kille ruimte, zelfs in de zomer. Ik deed daar geen inspiratie op en heb het altijd een nare plek gevonden. Met de oriëntatie op het noorden was het altijd koud, zelfs in de zomer.

Binnen het RSC moesten we jaarclubjes vormen en vriendengroepen kiezen. Dat was natuurlijk een heel politiek gedoe en ik kwam daar niet goed uit. Ik vond die sociëteits bezoeken maar vervelend. Je kreeg als eerstejaars amper de kans om iets te bestellen, en de sfeer was vaak agressief. Eigenlijk had ik na een jaar al genoeg gezien, zowel van de universiteit als van het corps. Economie studeren voelde totaal niet als iets dat met geld verdienen te maken had. De universiteit bood toen ook een verkorte bachelor studie van twee jaar Japankunde aan, wat me interessant leek vanwege mijn plannen om projectontwikkeling voor Japanse fondsen op te zetten.. Uiteindelijk duurde mijn "studie" zes jaar. Ook mijn studie rechten afgemaakt. In die tijd ontmoette ik mijn vriendin, en hoewel het begin moeilijk was, was ik echt verliefd.

Zij studeerde rechten en zat zelfs in mijn werkgroepen, die ik gaf als student-assistent. De professor, een inspirerende man, leerde me academisch denken: zelfstandig, kritisch en creatief. Hij bracht me op het spoor van de filosoof Wittgenstein en zette mij aan het denken met zijn analyses en het visuele diagram dat jarenlang op mijn kamer hing. Hij bracht ook psychologie en sociologie in zijn colleges, al was hij binnen de faculteit controversieel. Na zijn overlijden wilde de decaan de vakgroep opheffen, wat na verloop van tijd ook lukte.

Met de jaarclub deden we wel leuke dingen als vakanties in de zomer en zo . De meest extreme was in de Provence in een vakantiehuisje van een clubgenoot. Eenvoudig en in the middle of nowhere. Iedereen had zich er meer van voorgesteld, maar uiteindelijk was dat wel een zeer memorabele week. De rosé die we dronken was FF 3.80 (ong 0.5 euro per liter, goedkoper dan diesel) en die kochten we iedere dag bij de plaatselijke coöperatieve. 20 liter rosé en 10 liter rood (daar kreeg je wel hoofdpijn van). Iedere dag in een roes die s' avonds overging in dronkenschap . Met name onze gastheer zelf kreeg dan een kwade dronk en dan sloopte hij het huismeubilair en gooide het in vreugdevuur dat avond in de tuin werd gemaakt tot het hout op was. Na 2 avonden hadden we alleen nog de metalen frames van de tuinstoelen waar we op konden zitten. Een paar clubgenoten waren al vertrokken en een rondrit naar de kust gaan maken.

Ik was op de eerste avond al, al mijn geld kwijt. Een bijzondere week.

Mijn vriendin ontwikkelde in die tijd smetvrees. Aids was net uitgebroken en ze was als de dood dat ze geïnfecteerd zou raken via een wc bril of zo. Het werd steeds erger, haar neuroses had ze niet meer onder controle. Ik hield nog wel van haar maar het werd er niet gezelliger op. Toen ik was afgestudeerd moest ik een baan zoeken . Bij Shell mocht ik nog een keer komen praten. Bij Unilever en Heineken niet. Ik was toen bij een groot advocatenkantoor in de tweede ronde toen mijn voormalige docent - inmiddels advocaat - me een stageplaats aanbood. Dat was wennen . Ik deed een algemene stage en moest van alles doen. Van straf piket tot echtscheidingen en zo. Dat vond ik niet leuk . De verdiensten als stagiair waren ook niet geweldig.

Het werkzame leven met verantwoordelijkheden en zo, vond ik eigenlijk niet veel aan. ik was de jongste thuis. Als we gingen wandelen , liep ik gewoon achter mijn broers en zussen aan. zij wisten de weg, we kwamen wel weer thuis. Niet nadenken gewoon volgen. Lekker makkelijk. Dat raak je kwijt in je volwassen leven. Geld verdienen, de zorg voor de kinderen, het neemt bijna alles in beslag. Door te lezen kan ik even ontsnappen aan die toestand en door te schrijven keer ik weer helemaal terug in de fantastische wereld van de verbeelding.